Van alle contacten met de huisartsenspoedpost wordt een klein deel (7%) verwezen naar de spoedeisende hulp, meldkamer ambulance of eerste harthulp. De meeste van deze verwijzingen gaan naar de spoedeisende hulp (5,3%). Dat blijkt uit nieuwe cijfers uit Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn.
Van de contacten met de huisartsenspoedpost wordt 1,5% verwezen naar de meldkamer ambulance en 0,2% naar de eerste harthulp, concludeert Nivel op basis van routinematig vastgelegde gegevens door zorgverleners in het elektronisch patiëntendossier van 29 huisartsenspoedpostorganisaties, met een verzorgingsgebied van ongeveer 12 miljoen inwoners in 2025.
Mannen met een spoedverwijzing belanden iets vaker op de spoedeisende hulp dan vrouwen, 77,5% tegenover 73,7%, terwijl vrouwen juist relatief iets vaker worden verwezen naar de meldkamer ambulance, 23,8% tegenover 20,0%.
Patiënten tot 44 jaar worden vooral verwezen naar de spoedeisende hulp. Bij 45-plussers volgt ook vaak al direct tijdens triage een verwijzing naar de ambulance.
Gezamenlijk triageloket
Verder blijkt uit het onderzoek van Nivel dat er verschillen zijn tussen huisartsenspoedposten, of patiënten verwezen worden naar de spoedeisende hulp, ambulance of harthulp. Dat lijkt onder andere samen te hangen met de mate waarin de huisartsenspoedpost en de spoedeisende hulp samenwerken.
Een gezamenlijk triageloket zorgt ervoor dat patiënten meteen bij de juiste zorgverlener terechtkomen, waardoor er minder of geen verwijzingen nodig zijn. Ook kan de verwijzing afhangen van de aanwezigheid van de types spoedzorg in ziekenhuizen. In ziekenhuizen waar bijvoorbeeld geen eerste harthulp aanwezig is, zal de huisarts logischerwijs niet naar deze voorziening verwijzen.
Daarnaast zijn alleen de digitale verwijzingen meegenomen, wat ook van invloed kan zijn op het aantal en type verwijzingen in dit onderzoek.