Strengere handhaving schijnzelfstandigheid zzp’ers vanaf 2026

13 oktober 2025
Opties

De 'zachte landing' bij de handhaving van schijnzelfstandigheid voor zzp'ers vervalt per 1 januari 2026. Dat staat in een Kamerbrief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de staatssecretaris van Financiën. Het kabinet stelt dat bij een verlenging de beoogde verbetering op de handhaving van schijnzelfstandigheid niet zal worden gerealiseerd. Het kabinet wil een motie van de Tweede Kamer om dit te verlengen daarom niet uitvoeren.

De Belastingdienst mag dus vanaf 2026 boetes opleggen in gevallen van schijnzelfstandigheid. Daarmee vervallen de uitgangspunten van de zachte landing, zoals de focus op bedrijfsbezoeken en begeleiding.

Ingroeimodel

De zachte landing was de eerste stap in een ingroeimodel dat tot 2030 blijft bestaan. De Belastingdienst gaat vanaf 2026 weer actief handhaven en ook boetes opleggen als iemand feitelijk in loondienst werkt, maar als zzp'er wordt ingehuurd. Dit kan met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025, maar niet daarvoor. Pas vanaf 2030 kan de Belastingdienst weer tot vijf jaar terug correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen. Voor de periode van vóór 1 januari 2025 geldt dat correcties alleen mogelijk zijn bij kwaadwillendheid of onvoldoende opvolging van eerder gegeven aanwijzingen.

Gevolgen

Het kabinet benadrukt dat het verlengen van de zachte landing ongewenst is. Veel organisaties hebben hun bedrijfsvoering inmiddels aangepast aan de nieuwe regels. Een verlenging zou deze inspanningen ondermijnen en leiden tot stagnatie in de aanpak van schijnzelfstandigheid. Dit heeft onder meer gevolgen voor solidariteit op de werkvloer en vergroot de druk op het sociale en fiscale stelsel.

Het kabinet wil meer inzicht verkrijgen in de gevolgen van het opheffen van het handhavingsmoratorium. In november wordt hierover een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin de stand van zaken wordt toegelicht omtrent het werken met en als zelfstandige(n).

Lees de brief aan de Tweede Kamer